In groep 6 krijgen de kinderen op een zeker moment de opdracht (tijdens een cyclus poezie-schrijven) om hun ideeen te verwoorden rond het idee: wat zou jij doen als jij de baas van de wereld was?
Natuurlijk gaat het eerst over grote paleizen, paarden (meisjes) , sportwagens (jongens), onbeperkt ijsjes en hamburgers, spelcomputers, en de hele kapitalistische reutemeut, en daarna over wereldvrede, het einde van de honger in de wereld, en het welzijn van de dolfijn, de zeehond, en de dwarsgestreepte brulboeikikker in Bikibikiland.
Een handvol weet het overtuigend te brengen, dat dan weer wel.
Kijk, als het aan mij lag was het allemaal veel simpeler. Wij, volwassenen (of wat daar voor doorgaat) zijn door het leven gepokt en gemazeld, en doorgaans wat realistischer. Ik zoek het dus wat dichter bij huis.
Ik zou willen dat de mensheid wat minder zou praten. Preciezer: het gelul moet de wereld uit. Het blahblahblah omdat men zo nodig gehoord moet worden. Omdat er veren in de eigen kont gestoken moeten worden. Met woorden, veel woorden, veel onnodige, energieverslindende woorden. (Werd, bijvoorbeeld, schiet me nu te binnen, vandaag op stel en sprong geroepen in een bijeenkomst met ouders, waarin de leerkracht en de support teacher 20 minuten ratelden over de verbazende vooruitgang van de leerling, zo druk bezig met het inprikken van veren in elkaars kont dat ze niet doorhadden dat de Koreaanse ouders geen enkel benul hadden van waar het nu eigenlijk over ging. Een voorbeeld.)
Verder zou iedereen gedwongen moeten worden, op straffe van een boete, om te spreken in volwaardige zinnen. Een afgemaakte gedachte, vormgegeven tussen een hoofdletter en een punt. Geen gehuppel tussen ideeen, geen broddelbreiwerkjes, maar een doordachte, helder geformuleerde zin.
Het zou ook fijn zijn (maar ik verlang een hoop) dat mensen menen wat ze zeggen. Tja, ok, dat is een hoop gevraagd.
Als ik de baas van de wereld was, dan was dat mijn verlanglijstje.
Plus natuurlijk een paleis en een sportauto. Vooruit, een paard.