De winter rammelt aan de deur. Een bitterkoude wind jaagt door de straten, en op het binnenplein tussen de flats zwieren blaadjes en twijgen in kleine orkaantjes: Tommie en Noodles krijgen er geen genoeg van.
Gelukkig hebben we in deze flat een goede verwarming.
Ik bleef vandaag thuis. Een hardnekkige kopkou, een snotfabriek, dichte oren en (ik vermoed) een zware vermoeidheid brachten mij tot dat besluit.
Ik sjokte om 6.45 naar de studeerkamer, viste mijn laptop uit een doos, kroop weer onder de wol, belde school, en schreef vervolgens het lesplan voor de invaller. Dankzij de nieuwe en sterke Wifi kan dat zomaar, van onder het dekbed.
Maar ziek zijn is tegenwoordig niet meer leuk. Ik moest nog zoveel, dus mijn koortsdromen tussen 7.15 en 9.20 waren vermoeiend. Om 9.20 klapte ik de laptop weer open om te ontdekken dat mijn email nog in de outbox zat. Hameren op de toetsen, grommend. Duurde vijf minuten voor de email vloog.
Slapen dan maar weer.
Daarna badkuip, vol knagende gedachten. Ik besloot om wat aan mijn rapporten te schrijven. Het zijn er niet veel, maar een kop vol snot blokkeert je denken, of althans dat deel van je brein dat een beetje redeneren. Om over woordkeus en gramatica maar te zwijgen.
Dutten in de stoel met voetenbank op het balkon in een mager middagzonnetje. Nee, dat is een binnenbalkon (ik ben niet gek, nog niet), een verlengde van de woonkamer waar je tussen de planten goed kan genieten van de binnentuin en de zon. De katten voelen zich er ook thuis, dus we moesten af en toe aan elkaar wat territorium inleveren.
Dankzij het supersnelle internet een beetje Paul De Leeuw gekeken. Mijn koortsig hoofd wilde opeens gewoon naar Nederland. Ook plotselinge trek in hutspot, met veel uien. Ik hoorde de wind loeien, de schemering viel in, DD kwam thuis met boodschappen. Half slaperig hoorde ik pannendeksel rammelen. Geen hutspot, maar kip.
Vandaag was het loketje Achterob gesloten voor verkeer. Vanavond lekker slapen, en morgen ‘gezond’ weer op.