Het vliegtuig daalde neer door de verfstreken van Vermeer: wolken van gloeiend lood en inktzwart, met vlagen blauw. Er was regen en hagel, en op Schiphol was het duidelijk dat kerstmis om de hoek stond.
Ik werd wakker op een zolderkamer, terwijl de hagel op het raam tikte. Het was nog donker. Een vuilniswagen met zwaailicht projecteerde een oranjeschimmenspel op het plafond.
Aan de koffie en krant. Mijn kapper bleek overleden te zijn. Een joods gedenkteken is in de maak. Gehannes met een nieuw standbeeld voor Kenau en Ripperda.
De schoonmaakster is ook weer blij mij te zien. Net terug van familiebezoek in Suriname toont ze me een bolle buik. Het blijkt van het lekkere eten te zijn, ik riep al bijna: “Gefeliciteerd!”
Twee bruine boterhammen met kaas, en de dag gaat beginnen.