Kanker en de dood, dat waren zo’n beetje de twee thema’s, nauw verbonden, die mijn week bepaalden.
Vriend N., rauw, stoer, 63, zakenman, kreeg prostaatproblemen, en dus kanker. Toen ik terugkwam uit Nederland, stond hij op het punt om verdergaande tests te doen. De afgelopen week zat ik veel met hem rond de tafel, pratend over de mogelijkheden en dromen, over het leven en de dood.
Gisteravond kregen we op de weg naar huis in de taxi de slappe lach.
Vandaag kreeg hij uitslag van het onderzoek, en hij blijkt eigenlijk opgegeven. Naar woord, opgegeven. Dood, ook al zo’n naar woord.
Hij was afwisselend verdrietig, opstandig, grappenmakend. We trommelden wat vrienden op. We zaten rond de bar, dronken, proostten, stelden zijn ‘bucket-list’ samen, grapten, luisterden, spraken.
De doktoren hebben het over plannen en behandelingen, wij hadden het over de kwaliteit van leven. N. gaat reizen, terug naar Afrika waar hij veel heeft meegemaakt.
Het was een merkwaardige avond.
Acht middelbare mannen deden hun best om niet bang te zijn.