Bij het opruimen van de laptops (en daarmee bedoel ik het opschonen van de desktop, tsss, wie doet niet mee in de IT-lingo?) kwam ik deze tekst tegen. Ik schreef dit ergens in 2009, en het was bedoeld voor het Nederlandse blad De Leeuw hier in Beijing. Treurig dat ik niet eens meer weet of het ooit is afgedrukt. Het komt op mij over als een onafgewerkt product. Maar ik vond dat ik het hier moet plaatsen.
Toen de wielen van de Boeing schurend neerkwamen op Nederlandse bodem, boog mijn Chinese buurman zich naar mij over. “Terug in het moederland?” vroeg hij. Ik had al tien minuten gemijmerd boven Nederland, en de polders, de wegen, de huisjes en de blikkerende sloten met het onvermijdelijke “och ja…” gevoel in me opgenomen. Ik knikte.
Maar dat was natuurlijk niet helemaal waar.
China is thuis. Ik kan ook schrijven, met evenveel recht, dat de wereld inmiddels mijn thuisland is, omdat je na 15 jaar buitenland ontdekt dat je je overal wel thuis kan voelen.
Hoe thuis ben ik nog in Nederland?
Ja, Nederland is het makkelijkste vakantieland geworden, waar ik een oogopslag of gebaar direct kan plaatsen, de taal in al haar finesses begrijpt, en gedachte- en obstakelloos kan reizen van grens naar grens.
Ja, ik ben thuis bij de vrienden met wie ik moeiteloos de draad weer oppak, en in de familieband die onverslijtbaar is.
Nee, ik ben niet thuis in xenofoob en kneuterig Nederland.
Ondertussen is het wel mijn land. Want mijn vader, inmiddels 88, is er nog. Mijn boomlange, optimistische en eigenzinnige vader, die nu zijn dagen slijt in een bejaardentehuis en die ik te weinig zie. Tijdens mijn bezoek in Nederland fiets en bus ik bijna dagelijks naar dat licht beklemmende gebouw en sta met rollators en rolstoelen in de ‘s werelds langzaamste lift. Ik ruik het doorgekookte voedsel en ik zie onvoorstelbaar blije verzorgsters. Ik sta in die lift met het schuldgevoel dat elke expat zal herkennen: in een paar weken goedmaken wat je een jaar door afstand en met telefoongesprekken niet kan doen.
Boomlang is mijn vader nog steeds, maar optimisme heeft plaatsgemaakt voor berusting en nostalgie. De kop wil wel, maar het lijf blijft achter. En omdat ik steeds momentopnames zie, als een foto die uit een film is geknipt, zie ik, meer nog dan mijn familie, de aftakeling, langzaam en onherroepelijk.
We praten over het weer, China, en wie er dood is. We praten ook over het verleden, de mensen die we kenden, en de herinneringen die ik heb van toen ik een klein jongetje was en in de ‘kattebak’ van de oude Kever paste en naar de wolken keek boven de weg Den Helder – Haarlem.
Mijn vader was schoenmaker. Hij werkte in een klein atelier waar ze schoenen maakten voor ‘mensen met moeilijke voeten’. Hij heeft zijn hele volwassen leven zijn eigen schoenen gemaakt: steeds dezelfde van dezelfde leest, de perfecte schoen. Kocht ik schoenen, dan liet ik ze hem steevast zien. En altijd ging zijn keurmeester oog over de kleinste details. Weinig schoenen droegen zijn goedkeuring weg, tot ik Ecco kocht. (En dus nu al 25 jaar draag.) Hij droeg een alpinopet, en als hij onze straat infietste in de schemering floot hij een deuntje dat ons kinderen naar de voordeur joeg. Na zijn pensionering zorgde hij voor mijn moeder en ontdekte zijn kookkunst. Tot op de minuut juist gekookte aardappels, de verste groente en de best gedraaide gehaktballen op de planeet, denk ik zo. Hij had dan ook een goeie leermeester: mijn moeder die vanuit de woonkamer instructies gaf.
Het zal u niet vreemd in de oren klinken: pas later in het leven puzzelen we de waarheid van onze jeugd bij elkaar. Wij hadden het niet breed. Wij hadden geen auto. De eerder genoemde Kever was van een kinderloze oom en tante. Wij waren de uitvinders van recycling. Verbouwingen aan het huis werden door ooms en mijn vader in de avonduren uitgevoerd. En vakantie was Zandvoort, of met de trein naar Madurodam. Wij wisten de waarde van een kwartje, iets wat ik zelfs nu nog, in bijna bespottelijke welvaart, waardeer.
Respect heb ik voor mijn ouders, die blijmoedig en dapper de eindjes aan elkaar hebben geknoopt, en hun kinderen hebben opgevoed tot eigenzinnige en weldenkende mensen.
Als die wielen de Nederlandse grond raken, ja, dan ben ik thuis in het vaderland.
Prachtig verwoord, ik heb helemaal beeld. En over die Ecco’s. Dat zijn ook mijn favoriete schoenen. Ik loop erop naar Beijing en terug 🙂
Mooi. En hoe waar.
Mooi hoor.