Een journalist van het Reformatorisch Dagblad stuurde mij een email met de vraag of hij mij mocht interviewen, om een beeld te krijgen van hoe het leven van de Nederlandse expat eruit ziet.
Toen we elkaar ontmoetten, was hij aan het einde van zijn reis door China, en moe. Hij had de ondergrondse Christelijke gemeenschappen opgezocht in China, en hij vertelde mij over een gemeenschap die besloten had om ‘bovengronds’ te gaan en een appartement hadden gekocht om daar hun bijeenkomsten te houden. De lokale autoriteiten staken daar een stokje voor, en tijdens de wekelijke protestbijeenkomsten op het centrale plein werd elke zondag een handvol protestanten afgevoerd door de politie.
Tja, daar lezen wij niets over, natuurlijk.
We hadden het over het internet in China, over regels en handhaving van de wet, de recente onvrede met buitenlanders in China, de school, het dagelijkse leven, en zo nog wat meer, en ik weet dat ik in die twee uur waarschijnlijk heb herhaald wat ik tegen eerdere journalisten heb verteld, dus als U ooit dat interview in deze of gene vorm tegenkomen, zult u wel weer wat oude koek voorgeschoteld krijgen.
Zo’n beetje halverwege moest ik duidelijk maken dat, hoewel ik soms negatief spreek of lijk over te komen als het om China gaat, ik eigenlijk positief ben over China. Maar dit dubbele gevoel kan ik nooit goed verwoorden.
Dat laten we dan maar over aan deze aardige journalist.