De Lange Man

Het liep tegen het einde van de vakantie en De Lange Man had besloten tegen zonsondergang eens door de branding te kuieren. De zee was moe, lusteloos en traag na een lange dag van stoeien met kinderen en roodverbrande Russen, de zon hing nog een dertig centimeter boven de horizon, kleine krabbetjes vluchtten weg voor zijn voeten, en de hemel kleurde groen en die kleur die hoort bij limonade siroop in yoghurt.
De Lange Man speurde naar opvallende schelpen, maar vond niets. De badhanddoek rond zijn nek werd klam, en hij klom wat meters in het mulle zand en koos zijn plek voor het bekijken van de zonsondergang.
Hij spreidde zijn handdoek en nam plaats.
“U zult wel denken…” zei de witbebaarde man, die uit het niets was verschenen en een helblauwe handdoek zorgvuldig uitvouwde op het zand, “wat doet deze vreemdeling zo dicht bij mij, en zo onverwacht?”
De Lange Man snakte even naar adem, maar kon niet antwoorden, want de witbebaarde man legde een vinger op zijn lippen en zei: “Ik ben het, God.”
Een klein vuurwerk in het brein van De Lange Man jubelde Hosanna. Hij gluurde zijdelings en bezag God: een schriele man, met dunne benen. De baard, wollig en witgrijs, raakte zijn navel. “Als dit uiterlijk je niet bevalt,” fluisterde God, “dan ben ik iemand anders.”
“Nee, nee…”haastigstamelde De Lange Man, “dit klopt wel zo’n beetje met de plaatjes die ik inkleurde voor mijn Eerste Heilige Communie.”
“Dat dacht ik wel.” zei God, en hij leunde terug op zijn handdoek en sloot zijn ogen tegen de ondergaande zon. “Ik dacht, ik ga eens langs bij De Lange Man om te zien of hij wat vragen heeft.”
Het begon De Lange Man te duizelen. “Nou ja, ik denk dat…”
God hief zijn hand en zei: “Nogal dom van mij, omdat ik weet wat je vragen zijn.” Hij richtte zich op en keek naar de zee en het strand met wandelaars. “ Ik dacht ook, ik ga eens kijken hoe de zee en het strand eruit zien. Ik bedoel, je maakt die dingen, en je hebt er geen omkijken naar, maar af en toe jezelf eens een schouderklopje geven,…” God zuchtte en leunde terug.
Er viel een kleine stilte. De zee knibbelde aan het zand, een kleine schare krabbetjes had zich verzameld bij Gods voet. De zon doopte een teen schoorvoetend in de zee.
“Drankje misschien?” vroeg God, “Om de tong wat losser te maken?” Een blonde jongeling, uit net niets verschenen, reikte De Lange Man een Long island Ice Tea. Hij zag een vleug van vleugels.
“Ok.” hervatte De Lange Man zich na een ferme slok. “Hoe zit het dan met al die rottigheid vandaag de dag?”
God zuchtte diep. Zandkorrels bewogen, de krabbetjes deinsden terug.
“Ik bedoel…”dapperde De Lange Man voort, “ het Midden-Oosten staat in brand. Mensen worden onthoofd. Kinderen sterven. Ebola vermoordt. De rijken worden rijker. Vliegtuigen storten neer. Kanker.”
God toverde uit zijn zwembroek een sigaar en stak hem op. Hij inhaleerde, blies uit, en de rook werd een wolk boven de einder die de zon omfloersde.
“Ik zou iets kunnen zeggen over wilsbeschikking, eigen keus, en mijn mysterieuze manier van handelen.” God bestudeerde de gloeiende kegel van zijn sigaar. Het had de kleur van de zakkende zon. “Daar neem je, denk ik, geen genoegen mee.”
De Lange Man greep in het zand naast hem en liet de korrels langzaam door zijn vingers glijden. Hij fluisterde: “Ze vechten in jouw naam.”
De hemel was nu bijna paars, de eerste sterren openden hun ogen. Het strand was verlaten.
“Ja.”, zei God. “Mag ik een slokje van je cocktail?”
God slurpte, het schijfje citroen in het glas blokkeerde het rietje.
“Ja.” zei God, terwijl hij het glas teruggaf. “De menselijke bloeddorst heeft blijkbaar een reden nodig. Is het niet olie, gebied, macht, of aanzien, dan ben ik het. Tja.”
Het was nu donker en de diepblauwe hemel was een mantel van sterren.
“Maar…” waaghalsde De Lange Man, “…vergeef me mijn onmetelijke brutaliteit, maar jij bestaat toch helemaal niet?”
God stond op en klopte zijn handdoekje uit. Kippenvel stond op zijn magere benen. Zijn baard wapperde in de opkomende wind.
“Lange Man….” zei God. Hij pauzeerde, staarde over de donkere zee, vouwde vervolgens resoluut zijn handdoekje op en propte die in een tas. “Lange Man,_ zei God, “je hebt gelijk.”
Alleen op zijn handdoek, op het kille zand, starend in de onvattelijke duisternis, voelde De Lange Man zich plotseling van God verloren.

(Dit verscheen, in gewijzigde vorm, in De Leeuw)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s