Tijdens de overgang van 2017 naar 2018 hing ik in een strandstoel op een eiland met een breezer in mijn hand. Er was een perfect vuurwerkshow langs het strand, en de avond had niets van de spanning die ik altijd voelde op een oudejaarsavond, vooral in dat laatste uur.
De gedachte aan de vergankelijkheid en de toenemende snelheid van tijd is niet langer toegewezen aan de oudejaarsavond alleen. Een verrekte spier, een verschuivend botje, een rare hoest die maar blijft doorzeuren; elke dag kan me herinneren aan het simpele feit dat de geweldige wijsheid van het ouder worden sarcastisch gepaard is met het piepen en kraken van een vehikel dat betere dagen heeft gekend.
Twee dagen in het nieuwe jaar lag ik in dezelfde strandstoel, en zag met een tussenpoos van drie uur twee mannen gered worden uit de woeste golven. De eerste kon niet meer lopen, en werd het strand opgetrokken en later afgevoerd naar het ziekenhuis. De tweede kon nog wel lopen, maar was nogal overstuur toen hij zijn vriendin in de armen sloot. Het bord: NO SWIMMING! hadden ze genegeerd, en wie de dood wil tarten moet wel een beetje spieren hebben. Ik lag daar een beetje eigen schuld, dikke bult te denken, maar toegegeven: het gedoe rond nummer 1 deed me bijna opstaan, als Trained First Responder, zeker toen een Russische dame dacht dat de man water nodig had. Van water had hij al genoeg.
Bijna opstaan, want ik ben geen held.
Maak ik nu het voornemen dat ik hier eens wat vaker schrijf? Nee. Mijn voornemens sneven vaak. Maar proberen, ja dat kan.