Het overvalt me soms, meestal in de uren van de vroege ochtend, half tussen wakker en slaap: waarom heb ik mijn ouders niet meer gevraagd over hun jeugd?
Natuurlijk hebben ze mij dingen verteld: anekdotes, fragmenten, korte verhalen. Waarschijnlijk toonde ik interesse in de oorlog, dus ik weet dat mijn moeder, toen ze thuiskwam en hoorde dat oom Piet door de Duitsers was afgevoerd, snel een koffertje pakte en naar het station rende om hem die koffer te geven, maar de trein was al vertrokken. En dat mijn vader zich verstopte boven een paardenstal om de hoek, als de Duitsers langskwamen om jonge mannen te ronselen, en dat hij soms illegale kranten rondbracht en bijna op de Jan Gijzenkade bij de tankmuur werd ontdekt.
Hoe ze elkaar ontmoetten, en hoe dat verliep, en hun eerste kus, en..en..en… daar weet ik niks van. Nooit heb ik doorgevraagd over de alledagelijkse en zo belangrijke details. Ze waren allebei 20 toen de oorlog uitbrak, maar na de bevrijding begon hun leven pas echt. Van die jaren weet ik niets. Dat spijt me.
Veel, veel later, had ik een goed gesprek met mijn moeder. Mijn vader was aan het koken, wij zaten op de bank. Ik weet niet hoe het ter sprake kwam, maar ik zei:”Jullie hebben het goed gedaan. Je mag trots zijn. Kijk hoe we alledrie terecht zijn gekomen!” Ze was oprecht verbaasd, en blij.
Vandaag zou ze 98 zijn.