Proloog

Ik moet, zoals velen, leven met spijt. Spijt gaat over gemiste mogelijkheden.

Ik heb spijt dat ik nooit Chinees heb geleerd; ondanks 5 serieuze pogingen is het nooit gelukt. Leerkrachten zijn doorgaans moeilijke leerlingen. Mijn 18 jaar in China waren waarschijnlijk nog interessanter gweest, ik had veel ingewikkelde situaties beter opgelost, en ik had veel meer begrepen van de cultuur. (Dat gezegd: ik weet veel, en geniet voldoende.)

Ik heb spijt dat ik mijn grootmoeder niet vaker heb ondervraagd over haar en ons verleden. En dat gaat ook op voor mijn ouders: had ik maar meer gevraagd en beter geluisterd naar hun verhalen.

Spijt gaat over gemiste kansen.

Dus, misschien kan ik, in dit kleine hoekje van het Internet, beginnen met het schrijven van wat ik weet van mijn jeugd. Als je ouder wordt, komen herinneringen boven op de meest onverwachte momenten, bijvoorbeeld tussen slaap en wakker worden. Voor niemand is dit interessant, maar het scherpt mijn Nederlandse pen, en geeft me waarschijnlijk wat rust. Dus: gewoon voor mij.

 

 

Sterven

Vandaag, 24 April 2018, overleed de moeder van Dao.

Het gebeurde in de middag. Haar nieren werkten niet goed, ze brak haar dijbeen 6 weken geleden door gewoon op te staan; ze was op.

Ik zag Dao’s gezicht toen hij binnenkwam, nog aan de telefoon met zijn zus. En toen tien minuten Dao die niet kon spreken.

Ik heb zoveel gehuild als toen mijn moeder stierf. Ik huilde vanwege zijn moeder, die een moeilijk leven heeft gehad, en ik huilde omdat ik mijn lief zag in pijn.

Ken Vink

De tekst die ik vanavond voorlas:

Ken Vink staat opgesteld

voor PSV in de UEFA finale.

Het gras is groen en nat

en blinkt onder de lampen,

motregen,

een perfecte avond voor een mooi potje voetbal.

Twee minuten op de klok resteren.

De stand is 1-1.

Het volle stadion zindert.

Ken Vink krijgt de bal,

pingelt behendig langs zijn tegenstanders,

versnelt, en de hartklop

van het stadion

versnelt met hem mee.

De supporters gaan staan

en schreeuwen zijn naam:

Ken Vink!

Niemand kan hem stoppen,

de bal kleeft aan zijn voet,

het net wacht,

de keeper aarzelt.

En dan, uiteindelijk,

lanceert Ken Vink de bal,

een perfecte curve bal die net onder de lat

de keeper machteloos laat vallen

met zijn armen in de lucht.

In de herhaling kan je zien

hoe het water in slow-motion spettert

van Ken Vinks rechterschoen.

Het net trilt, de bal is binnen,

het stadion scandeert zijn naam.

 

Ken Vink.

Het levende bewijs

dat je in korte tijd

onsterflijkheid

kan bereiken.

Ik ben woedend.

Vrijdag hoorde ik dat een jongen, negen jaar oud, leukemie had. Een ‘buitenschoolse leerling’, die na school bij ons kwam voor Nederlandse les. Ik ken hem al jaren, en ook zijn vader met wie ik werkte aan het Nederlandse blad in China.Een vrolijke en energieke jongen, vol van voetbal en Nederlandse teams en een trotse vader en Chinese moeder.

We waren natuurlijk allemaal geschokt.  Hij had een long infectie opgelopen en was in het ziekenhuis, en daar werd leukemie vastgesteld. Een plan om snel naar Nederland te gaan voor behandeling werd geregeld.

Hij overleed gisteren.

Nogal wat gehuild: in mijn klas zonder kinderen, en toen ik thuiskwam. Machteloos huilen. Het helpt niemand, behalve mezelf. Compleet machteloos en bijna zinloos huilen.

En dan ben ik, onverklaarbaar?, kwaad. Ik ben tenslotte een atheist, en kan geen god verwijten. Ik zou dat graag willen, denk ik. Ik zou nu zo verschrikkelijk graag een God aanbiddende idioot bij zijn nek grijpen, dan eerst vragen: WAAROM? en dan zijn nek dichtknijpen.

Zinloos, zoals alles, blijkbaar.

Ik lees mijn post hier, en denk, godverdomme.

Dit prachtig kind, met een geweldige toekomst.

 

 

 

Ouders

Het overvalt me soms, meestal in de uren van de vroege ochtend, half tussen wakker en slaap: waarom heb ik mijn ouders niet meer gevraagd over hun jeugd?

Natuurlijk hebben ze mij dingen verteld: anekdotes, fragmenten, korte verhalen. Waarschijnlijk toonde ik interesse in de oorlog, dus ik weet dat mijn moeder, toen ze thuiskwam en hoorde dat oom Piet door de Duitsers was afgevoerd, snel een koffertje pakte en naar het station rende om hem die koffer te geven, maar de trein was al vertrokken. En dat mijn vader zich verstopte boven een paardenstal om de hoek, als de Duitsers langskwamen om jonge mannen te ronselen, en dat hij soms illegale kranten rondbracht en bijna op de Jan Gijzenkade bij de tankmuur werd ontdekt.

Hoe ze elkaar ontmoetten, en hoe dat verliep, en hun eerste kus, en..en..en… daar weet ik niks van. Nooit heb ik doorgevraagd over de alledagelijkse en zo belangrijke details. Ze waren allebei 20 toen de oorlog uitbrak, maar na de bevrijding begon hun leven pas echt. Van die jaren weet ik niets. Dat spijt me.

Veel, veel later, had ik een goed gesprek met mijn moeder. Mijn vader was aan het koken, wij zaten op de bank. Ik weet niet hoe het ter sprake kwam, maar ik zei:”Jullie hebben het goed gedaan. Je mag trots zijn. Kijk hoe we alledrie terecht zijn gekomen!” Ze was oprecht verbaasd, en blij.

Vandaag zou ze 98 zijn.

 

 

 

Terug naar school

Een maandag is een maandag en is nooit een erg leuke dag. Twee seconden voor de wekker afging, was ik klaarwakker. Een duistere slaapkamer, een ronkende D. naast me, een behaaglijk bed.

Een snelle douche, licht achter de wolkenkrabbers, voer voor de katten. Op weg.

De schoolbus pikt me op bij de brandweerkazerne tegenover ons huis. Ik doezel een beetje, terwijl mijn Chinese collega’s als vrolijke vogels babbelen. Het verkeer stroomt goed door, om half acht ben ik in school.

“Happy New Year.” mompelen we tegen elkaar in de gangen. Iedereen heeft gereisd, er zijn een aantal jetlags, en verhalen over sneeuw in Amerika, en hoe de laatste vlucht net gehaald werd.

Koffie. Ik maak een kort rondje door langs mijn collega’s in Learning Support. Een nieuwe leerling voor mijn programma komt een dag later, een andere student verhuist naar Chinees, dus even checken.

8.40 komen de eerste leerlingen binnen. Ze zijn allemaal relaxed, volledig destressed, blij om weer in school te zijn. En zo gaat de hele dag: blije kinderen, verhalen over hun vakanties in Denemarken, Taiwan, Thailand, Hawai, Vietnam, en berichten over opkomende verhuizingen naar Zweden en Zuid-Afrika.

Buiten is het koud, binnen zijn we allemaal best gelukkig. Morgen gaan we weer echt aan het werk. Daarover later meer, Ik moet rapporten schrijven in de komende weken.

Buiten is het minus 11C, het is negen uur, tijd voor bed.

2018

Tijdens de overgang van 2017 naar 2018 hing ik in een strandstoel op een eiland met een breezer in mijn hand. Er was een perfect vuurwerkshow langs het strand, en de avond had niets van de spanning die ik altijd voelde op een oudejaarsavond, vooral in dat laatste uur.

De gedachte aan de vergankelijkheid en de toenemende snelheid van tijd is niet langer toegewezen aan de oudejaarsavond alleen. Een verrekte spier, een verschuivend botje, een rare hoest die maar blijft doorzeuren; elke dag kan me herinneren aan het simpele feit dat de geweldige wijsheid van het ouder worden sarcastisch gepaard is met het piepen en kraken van een vehikel dat betere dagen heeft gekend.

Twee dagen in het nieuwe jaar lag ik in dezelfde strandstoel, en zag met een tussenpoos van drie uur twee mannen gered worden uit de woeste golven. De eerste kon niet meer lopen, en werd het strand opgetrokken en later afgevoerd naar het ziekenhuis. De tweede kon nog wel lopen, maar was nogal overstuur toen hij zijn vriendin in de armen sloot. Het bord: NO SWIMMING! hadden ze genegeerd, en wie de dood wil tarten moet wel een beetje spieren hebben. Ik lag daar een beetje eigen schuld, dikke bult te denken, maar toegegeven: het gedoe rond nummer 1 deed me bijna opstaan, als Trained First Responder, zeker toen een Russische dame dacht dat de man water nodig had. Van water had hij al genoeg.

Bijna opstaan, want ik ben geen held.

Maak ik nu het voornemen dat ik hier eens wat vaker schrijf? Nee. Mijn voornemens sneven vaak. Maar proberen, ja dat kan.

 

De eerste dag

Laten we het maar een typische zondag noemen, een dag die druilde en miezerde, met een grijze schemering die binnenkroop voor we echt wakker waren.

Als je Facebook mag geloven, was 2016 een entiteit, een monster, dat onze grootste helden voor onze verbijsterde neuzen wegkaapte, hun wortels doorkliefde met de kille zeis des doods. Dat vervloekte jaar was een annus horribilis zoals er nooit een had bestaan. En als we ons 2016 als een boosaardig wezen voorstellen, dan stond 2017 vandaag een beetje aarzelend te mokken in de coulissen. Je kon 2017 horen denken: “Moet ik echt?”

Onzin natuurlijk. Een jaar is niets anders dan een menselijke uitvinding om tijd te meten. Het is niet eens een ding, maar een idee. We klampen ons er maar aan vast, zodat we weten hoe oud we zijn, en als de tijd is afgemeten om 12 uur ’s nachts denken we dat een lei wordt uitgewist en dat we opnieuw kunnen beginnen.

Waarom niet? Mij best.

De dood krijgt veel aandacht in de laatste dagen van het jaar. Mooier kwam het niet voor de dag dan in de documentaire ‘Dichter bij Remco Campert’. De eerste dichter van mijn jeugd is oud geworden, rookte beverig zijn verboden sigaret en liet zich ontvallen dat “het leven wel erg lang duurt’. Hij leefde zichtbaar op bij bezoek, hervond energie. Maar voor de rest liet de rustig bewegende camera ons een man zien die weet dat het einde dichtbij is, die er zich er soms tegen verzet, maar vooral erin berust. Hij heeft er prachtig over geschreven. Een fragment uit ‘Licht van mijn leven’, waarmee the documentaire opent.

“nu zoveel jaren later
loop ik nog even door de straten
van datzelfde Amsterdam, tot
in een knipperend ogenblik
het leven me loslaten zal

laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en word meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag.”

Handen af, 2017. Hij moet nog even.

 

 

Onbegrijpelijk China

Over brandend maagzuur zei de Rennie reclame altijd: “Wrijven helpt niet.”

Dat gaat ook op voor het internet in China. Je kunt er over blijven mekkeren: de traagheid, de blokkades en de prijs, maar je schiet er niets mee op. Het blijft frusterend.

Als een berg chemische zooi explodeert is traag internationaal internet wel zo makkelijk. Op die manier houd je nog even uit het international nieuws dat de brandweer geen idee had wat ze aan het blussen waren, en dat water eigenlijk de oorzaak was van de ramp. Maar de Chinese internetgebruikers zaten er snel boven op. De Minister van internet censuur moet zo langzamerhand gaan snappen dat The Great Firewall of China gatenkaas is, en dat een vingertje in de dijk geen doorbraak tegenhoudt.

Dat is een beetje het treurige van dit land: ze zijn zo lang afgesloten geweest van de wereld, zijn pas ‘open’ sinds Mao, en houden zich nog steeds krampachtig vast aan geheimhouding. De brandweer wist niet wat ze aan het blussen waren.

Onmiddellijk kondigde de President een groot onderzoek aan. Elke chemische fabriek werd grondig bekeken. Vijftig procent van de chemische fabrieken in mijn stad Beijing bleken niet te voldoen aan de ‘veiligheidseisen’. Ik trek een wenkbrauw op: dat verbaast me niet. Ik trek er nog een op: welke veiligheidseisen?

Verboden te roken? Vijf jaar geleden werd besloten en verkondigd dat er niet meer mocht worden gerookt in …nou ja, je kent het wel. Was na twee maanden totaal vergeten. Afgelopen juni werd de wet opnieuw afgekondigd. Boetes werden uitgedeeld aan een restaurant dat een peuk in het toilet had, een persoon kreeg een bekeuring bij een bushalte, en iemand vertelde van iemand die te dicht bij een ziekenhuis stond te roken.

Ik denk dat ik daarom China van harte liefheb en diepgrondig haat. Altijd rennen ze achter de feiten aan. Altijd is van alles mogelijk. Of onmogelijk.

In onze bar mogen we buiten geen tafels meer plaatsen. We hebben dat opgelost door barkrukken te gebruiken als tafels. Die zijn rond, onze tafels zijn vierkant. Rond mag, vierkant niet.

En omdat President Putin en de andere regeringsleiders tijdens de militaire parade ter ere van de 70-jarige overwinning op Japan (want zo wordt dat hier gezien) bivakkeerden in het hotel aan de overkant van onze bar, verzocht de politie dat wij het bordje ‘staff wanted’ van onze ramen verwijderden.

Nog even dan

   
    
    
    
 I

Een laatste wandeling door Bangkok. Voor nu dan. Wat Pho, waar de liggende Buddha een toeristische attractie is, was het startpunt. De voetzolen zijn in restauratie. Na 200 jaar begrijpelijk. We kuierden daarna door markten en steegjes. Nee, verwacht hier geen bespiegeling over bijvoorbeeld hoe religie ook gaat over geld. Buddha is big money. Niet hier, niet nu. Prachtige bloemenmarkt. Hoe die rozen gewikkeld in kranten de tropische nacht overleven? Life is short.