Ik ben woedend.

Vrijdag hoorde ik dat een jongen, negen jaar oud, leukemie had. Een ‘buitenschoolse leerling’, die na school bij ons kwam voor Nederlandse les. Ik ken hem al jaren, en ook zijn vader met wie ik werkte aan het Nederlandse blad in China.Een vrolijke en energieke jongen, vol van voetbal en Nederlandse teams en een trotse vader en Chinese moeder.

We waren natuurlijk allemaal geschokt.  Hij had een long infectie opgelopen en was in het ziekenhuis, en daar werd leukemie vastgesteld. Een plan om snel naar Nederland te gaan voor behandeling werd geregeld.

Hij overleed gisteren.

Nogal wat gehuild: in mijn klas zonder kinderen, en toen ik thuiskwam. Machteloos huilen. Het helpt niemand, behalve mezelf. Compleet machteloos en bijna zinloos huilen.

En dan ben ik, onverklaarbaar?, kwaad. Ik ben tenslotte een atheist, en kan geen god verwijten. Ik zou dat graag willen, denk ik. Ik zou nu zo verschrikkelijk graag een God aanbiddende idioot bij zijn nek grijpen, dan eerst vragen: WAAROM? en dan zijn nek dichtknijpen.

Zinloos, zoals alles, blijkbaar.

Ik lees mijn post hier, en denk, godverdomme.

Dit prachtig kind, met een geweldige toekomst.

 

 

 

Ouders

Het overvalt me soms, meestal in de uren van de vroege ochtend, half tussen wakker en slaap: waarom heb ik mijn ouders niet meer gevraagd over hun jeugd?

Natuurlijk hebben ze mij dingen verteld: anekdotes, fragmenten, korte verhalen. Waarschijnlijk toonde ik interesse in de oorlog, dus ik weet dat mijn moeder, toen ze thuiskwam en hoorde dat oom Piet door de Duitsers was afgevoerd, snel een koffertje pakte en naar het station rende om hem die koffer te geven, maar de trein was al vertrokken. En dat mijn vader zich verstopte boven een paardenstal om de hoek, als de Duitsers langskwamen om jonge mannen te ronselen, en dat hij soms illegale kranten rondbracht en bijna op de Jan Gijzenkade bij de tankmuur werd ontdekt.

Hoe ze elkaar ontmoetten, en hoe dat verliep, en hun eerste kus, en..en..en… daar weet ik niks van. Nooit heb ik doorgevraagd over de alledagelijkse en zo belangrijke details. Ze waren allebei 20 toen de oorlog uitbrak, maar na de bevrijding begon hun leven pas echt. Van die jaren weet ik niets. Dat spijt me.

Veel, veel later, had ik een goed gesprek met mijn moeder. Mijn vader was aan het koken, wij zaten op de bank. Ik weet niet hoe het ter sprake kwam, maar ik zei:”Jullie hebben het goed gedaan. Je mag trots zijn. Kijk hoe we alledrie terecht zijn gekomen!” Ze was oprecht verbaasd, en blij.

Vandaag zou ze 98 zijn.

 

 

 

Terug naar school

Een maandag is een maandag en is nooit een erg leuke dag. Twee seconden voor de wekker afging, was ik klaarwakker. Een duistere slaapkamer, een ronkende D. naast me, een behaaglijk bed.

Een snelle douche, licht achter de wolkenkrabbers, voer voor de katten. Op weg.

De schoolbus pikt me op bij de brandweerkazerne tegenover ons huis. Ik doezel een beetje, terwijl mijn Chinese collega’s als vrolijke vogels babbelen. Het verkeer stroomt goed door, om half acht ben ik in school.

“Happy New Year.” mompelen we tegen elkaar in de gangen. Iedereen heeft gereisd, er zijn een aantal jetlags, en verhalen over sneeuw in Amerika, en hoe de laatste vlucht net gehaald werd.

Koffie. Ik maak een kort rondje door langs mijn collega’s in Learning Support. Een nieuwe leerling voor mijn programma komt een dag later, een andere student verhuist naar Chinees, dus even checken.

8.40 komen de eerste leerlingen binnen. Ze zijn allemaal relaxed, volledig destressed, blij om weer in school te zijn. En zo gaat de hele dag: blije kinderen, verhalen over hun vakanties in Denemarken, Taiwan, Thailand, Hawai, Vietnam, en berichten over opkomende verhuizingen naar Zweden en Zuid-Afrika.

Buiten is het koud, binnen zijn we allemaal best gelukkig. Morgen gaan we weer echt aan het werk. Daarover later meer, Ik moet rapporten schrijven in de komende weken.

Buiten is het minus 11C, het is negen uur, tijd voor bed.

2018

Tijdens de overgang van 2017 naar 2018 hing ik in een strandstoel op een eiland met een breezer in mijn hand. Er was een perfect vuurwerkshow langs het strand, en de avond had niets van de spanning die ik altijd voelde op een oudejaarsavond, vooral in dat laatste uur.

De gedachte aan de vergankelijkheid en de toenemende snelheid van tijd is niet langer toegewezen aan de oudejaarsavond alleen. Een verrekte spier, een verschuivend botje, een rare hoest die maar blijft doorzeuren; elke dag kan me herinneren aan het simpele feit dat de geweldige wijsheid van het ouder worden sarcastisch gepaard is met het piepen en kraken van een vehikel dat betere dagen heeft gekend.

Twee dagen in het nieuwe jaar lag ik in dezelfde strandstoel, en zag met een tussenpoos van drie uur twee mannen gered worden uit de woeste golven. De eerste kon niet meer lopen, en werd het strand opgetrokken en later afgevoerd naar het ziekenhuis. De tweede kon nog wel lopen, maar was nogal overstuur toen hij zijn vriendin in de armen sloot. Het bord: NO SWIMMING! hadden ze genegeerd, en wie de dood wil tarten moet wel een beetje spieren hebben. Ik lag daar een beetje eigen schuld, dikke bult te denken, maar toegegeven: het gedoe rond nummer 1 deed me bijna opstaan, als Trained First Responder, zeker toen een Russische dame dacht dat de man water nodig had. Van water had hij al genoeg.

Bijna opstaan, want ik ben geen held.

Maak ik nu het voornemen dat ik hier eens wat vaker schrijf? Nee. Mijn voornemens sneven vaak. Maar proberen, ja dat kan.